donderdag 26 april 2012

Val kabinet Rutte I


Schrijver dezes heeft nooit veel hoop gehad dat het met het kabinet Rutte wat zou worden. Vanaf het begin was mij duidelijk dat het de verkeerde beginselen hanteerde. Er moest bezuinigd worden om het financieringstekort beneden de brusselse norm van drie procent te brengen. De richting van een dergelijk doel is steeds geweest: houd de welvaartsstaat betaalbaar in deze crisis; wacht tot de economie weer aantrekt dan kan de staat weer meer geld uitgeven.
Deze dingen kon men bij het aantreden van het kabinet al ontwaren. Er werd bezuinigd volgens het principe van de kaasschaafmethode en dat bewees voor mij dat de zaken verliepen volgens het bekende stramien van links geeft teveel geld uit om popi te doen, rechts mag puinruimen en verspeelt binnen luttele maanden elk krediet bij de bevolking. Waarom doen rechtse partijen nog aan dit stomvervelende spelletje mee?
Eén mogelijk antwoord is dat wat rechts heet niet voor een (terugkeer naar de) vrije markt is. Niemand in Den Haag durft het woord “markt” nog in de mond te nemen, laat staan “vrije” en laat helemaal staan “laissez-faire” of “kapitalisme” (tenzij als kop van Jut). Een partij als de VVD hoor je niet meer over vrijheid en het CDA is gewoon een uiterst linkse partij te noemen. En wat Geert betreft: hij ging voor het PvdA doel van behoud van koopkracht voor de verschillende uitkeringsontvangers, maar liep daardoor vanaf het begin het risico dat de kiezers dan ook meteen wel PvdA konden stemmen (in veel gevallen trouwens hun oude partij).
Er rust, lijkt het, een vloek op de democratie: democratie kan alleen optimaal werken in een omgeving van laissez faire-kapitalisme, maar de noodzaak de gunst van de kiezer te veroveren dan wel te behouden leidt vrijwel elke politieke partij tot interventionisme en uiteindelijk tot socialisme en dus tot het einde van het principe van individuele, vrije keuze.
De crisis is ook een morele crisis. En wel een morele crisis voor de politici. Zij hebben in de loop van de twintigste eeuw ieders belang bij economische en politieke vrijheid (die twee zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden) ondergeschikt gemaakt aan hun engere partijbelangen. Steeds agressiever en openlijker interveniëren ze voor eigen voordeel in het sociale systeem van samenwerking gebaseerd op privé eigendom en arbeidsdeling. Dat te onderwerpen was het doel van hun interventies. Dat konden ze doen door gebruik (misbruik) te maken van het feit dat ze de controle hebben over de staat, het apparaat van dwang, en dus met wetten en regels hun wil konden opleggen aan een systeem dat normaal werkt volgens het principe van vrije en vrijwillige uitwisseling van goederen en diensten. Eind 18de en begin 19de eeuw wisten de opinieleiders dat de staat een potentieel gevaar was dat beheerst moest worden. Daartoe ontwierp men de democratische regels en parlementen: om de staat klein en machteloos te houden. Die beperkingen te overwinnen is het doel van het handelen van de politici in de 20ste eeuw. Nu zitten we met de schuldencrisis en die is een direct gevolg van deze ontwikkeling.
Omdat dit zo ligt heeft het weinig zin voor een kabinet om te proberen de grootste interventie, de welvaartsstaat, in stand te houden met behulp van bezuinigingen. In plaats van te bezuinigen had men moeten hervormen. Níet met het doel te behouden, maar met het doel een plan van handelen op te stellen om van het huidige corporatistische (of zo u wilt, fascistische) stelsel een weg terug naar de vrijheid te vinden.
Maar dat is precies het laatste waar moderne politici aan denken. Ook (of juist) als ze zogenaamd rechts zijn.

Geen opmerkingen: