zondag 17 februari 2013

Democratie is corruptie


Op Twitter windt een aantal mensen zich vandaag op over een voorgestelde privatisering van de drinkwatervoorziening in de EU. (Anderen zijn koelbloediger.)
Mijn indruk is dat de EU er is om Big Government en daarmee de machtspositie van de politieke kaste te behouden. Wat die positie bedreigt is de keuzevrijheid van de burger zoals die in een honderd procent vrijemarkteconomie heerst. Dus zijn de politici en alle politieke partijen de vijand van de keuzevrijheid en van de vrije markt. Het privatiseren van nutsbedrijven lijkt me hoogstens een afleidingsmanoeuvre. De hoge kosten van Big Government worden niet veroorzaakt door staatsbedrijven, maar door sociale zekerheid. Welvaartsstaat en interventies in de markt zijn de wapens van de elite. Ze kopen een deel van de kiezers met ruimhartige regelingen, halen ondernemers onderuit door middel van propaganda in de media en vestigen hun recht om de burgers de wet voor te schrijven door in media en onderwijs het idee te verkondigen dat dat zo hoort en altijd zo geweest is. Het doel is beheersing van de burgers’ keuzes en daarmee de burgers.
De interventionistische staat werd geboren op hetzelfde moment dat “we democratie kregen”. Dat is geen toeval. Democratie is een systeem van demagogen. Het “volk” wordt gekocht met aan het volk onttrokken middelen. Het resultaat is dat de ene helft van het volk moet werken en belast wordt, om de uitkeringen voor de andere helft op te brengen. Die laatste groep “kan zichzelf geld voteren.” Zij maken het systeem waarbij de werkenden voor hún behoeften slavenarbeid verrichten onomkeerbaar. Juist in een democratie zijn zij in een positie om elke partij die terug wil naar de vrije economie waar ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen keuzes electoraal af te straffen. Zij blijven op de politici stemmen die de status quo verdedigen uit angst hun comfortabele positie te verliezen.
Natuurlijk is deze groep – het zijn vooral de ouderen, de babyboomers – gedeeltelijk ook slachtoffer. Vooral de armere onder hen zijn opzettelijk afhankelijk gemaakt van de staat. De staat nam hun hun spaargeld, het resultaat van hun arbeid, af, want sparen: dat kon de staat immers beter dan dat ieder dat voor zich deed. Intussen verwachten we nu alles van de staat. Politici gedragen zich ook alsof ze elk risico dat maar denkbaar zou kunnen opkomen vóór moet zijn of moet afdekken: de staat als reusachtige verzekeringsmaatschappij. Deze ideologie maakt dat ze, niet het recht, maar de plicht hebben in te grijpen in de samenleving en de “zwakkeren” te beschermen tegen de sterken.
De enige uitweg uit deze gecorrumpeerde verhoudingen is het kiesrecht weer in te perken. Ooit was het kiesrecht beperkt tot broodwinners en mensen die belasting betaalden. Dit was misschien één procent van de bevolking. Alleen zij die bijdroegen aan de staatsorganisatie, hadden stemrecht. Dat lijkt mij een prima principe. Toentertijd sloot men natuurlijk ook vrouwen uit, maar er is geen reden daarnaar terug te willen. Er zijn nu voldoende vrouwen die werken en inkomen genereren voor anderen. Maar dat de mensen die uit de staatsruif eten ook nog eens degenen zijn zonder wiens instemming het systeem niet hervormd kan worden is precies het punt dat de situatie met de schuldencrisis zo uitzichtloos maakt.