maandag 24 november 2014

Hoe komt de staat aan het geld dat ze uitgeeft?

   Wij burgers kiezen een regering omdat bepaalde diensten, zoals veiligheid, alleen collectief geproduceerd kunnen worden. Die regering geeft geld uit om die diensten te kunnen leveren. Maar de vraag is hoe de regering aan de uit te geven middelen komt. In de negentiende eeuw ontwierpen de liberalen een politiek program dat de welvaart van allen moest garanderen, maar dat tegelijkertijd moest voorkomen dat de staat een onderdrukker zou worden die de eigendommen van de burgers kon confisqueren. Op dat program zijn alle moderne grondwetten gebaseerd.
  Er zijn drie manieren waarop een regering aan geld kan komen om uit te geven. Ten eerste kan ze belasting heffen. Dit is de zichtbare manier, maar heeft als nadeel dat ze onpopulair is. Mensen betalen niet graag (meer) belasting. Maar ook bij de politici zit deze methode niet erg lekker, omdat het ze afhankelijk maakt van de burgers. Dat is natuurlijk ook de bedoeling: Als de staat gedwongen is zich aan een begroting te houden is hun armslag automatisch beperkt. Daarom is lang geleden al een alternatieve methode bedacht. Die van lenen door de staat met het natuurlijk gevolg van het ontstaan van een publieke schuld. Politici vinden dit makkelijker want het maakt ze minder afhankelijk van wat de burgers op een zeker moment kunnen of willen opbrengen. Het geld dat ze uitgeven wordt nu deels opgebracht door een andere groep burgers. Vaak zelfs door een nog ongeboren generatie. Dit is een voordeel want die stemmen niet en onderhandelen niet mee over de prijs. Als je wilt dat de staat weer onderworpen wordt aan de controles die het liberale program daar in de negentiende eeuw voor heeft bedacht, moet je grote twijfels hebben bij het fenomeen staatsschuld.
   Maar in de loop van de twintigste eeuw is het onvermijdelijke is gebeurd. De verruiming van de hoeveelheid uit te geven middelen maakte dat de politici alleen maar aan nog meer dingen geld uit gingen geven. Ze komen altijd geld te kort. Dus grijpen politici naar een derde middel. Wanneer de staat bepaalt wat geld is en hoeveel er van is, kun je simpelweg geld bijdrukken en dat uitgeven. Dit middel is vrijwel onzichtbaar en door de jaren heen zeer populair. Burgers eisen vaak zelfs dat de regering inflatie creëert, hoewel ze daar niets beter van worden, integendeel zelfs, er vindt een verarming van de midden - en lagere klassen plaats. Bovendien hoeft de regering geen toestemming van parlement of burgers te vragen: het is geconfisqueerd inkomen dat niet door het parlement is gevoteerd. Maar het levert de illusie van welvaart. Uiteindelijk eindigt dit in de totale ontwaarding van het fiatgeld, maar zolang de centrale bank het niet al te opvallend of plotseling doet merkt niemand daar wat van en heeft het voor de politici het voordeel dat ze nu over ongelimiteerde middelen beschikken.
   We leven in een tijd waarin politici alle drie methodes tot het uiterste inzetten. Dit is het probleem. De politiek heeft alle grondwettelijke inperkingen van het werkingsgebied van de staat uit de weg geruimd. Socialisme, gedefinieerd als de centraal geleide en geplande economie, is het logisch eindpunt van deze ontwikkeling.
   Moderne echte liberalen, die zich libertairen noemen om zich van de valse liberalen te onderscheiden, beschouwen om die reden de terugkeer naar goud-als-geld een belangrijk onderdeel van hun program om de interventionistische en bureaucratische staat weer terug in het hok te krijgen.

 

maandag 14 juli 2014

Thailand (3)

Ik heb twee keer eerder over Thailand berichten geplaatst. Hierin bepaalde ik mijn standpunt als anti-Thaksin en voor de coup die het leger op 22 mei 2014 uitvoerde.
Pas nu vind ik op de site van ex-militair en journalist/blogger Michael Yon een hoeveelheid interessante documentatie.  Onder zijn Dispatches bevinden zich een aantal die gaan over de Thaise troebelen.
Ik ben nog bezig me daar een beetje in te lezen, maar ik heb alvast een paar open brieven van overzee wonende Thais aan de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry ingezien waarin de coup wordt voorgesteld als de redding van het land en waarin Kerry wordt opgeroepen zich begrijpend op te stellen tegenover couppleger generaal Prayuth, en voorzichtig te zijn met het opleggen van sancties of andere strafmaatregelen.
Precies de situatie zoals ik die eerder had ingeschat.
Alleen mis ik op Michael's site nog de economische invalhoek van de zaak. Het gaat voor zover ik kan zien niet over het rijst-inkoopplan van de partij van Thaksin, dat een zo duidelijke indicator was voor de rampzalige koers die het land onder zijn leiding en die van zijn zuster  dreigde te gaan nemen. Toegegeven, dat plan blijkt ook maar een deel van het hele verhaal. Volgens een van de open brieven waren de aanhangers van de regeringspartij van Thaksin en Shinawatra bezig met het aanleggen van wapenvoorraden en was het uitbreken van een burgeroorlog een reële mogelijkheid. De doden die vielen tijdens de onlusten vielen allemaal aan de kant van de tegenstanders van die regeringspartij. Die tegenstanders waren de vreedzame "Whistleblowers" die de corruptie en verduistering in het kamp van de regering wilden aantonen en aanklagen.
Al met al wordt mijn eerdere positiebepaling volledig ondersteund door deze nieuwe informatie.


zaterdag 5 juli 2014

Commentaar op de column van Hans Jansen op Geen Stijl

De column getiteld "Plan-B" is hier te vinden: [link]

Citaat 1) "Mensen kunnen het best geregeerd worden door wetten die passen bij hun technische ontwikkeling en hun sociale en persoonlijke prioriteiten. Dat betekent dat wetten voortdurend verouderen en voortdurend vernieuwd moeten worden. Die vernieuwingen moeten ontworpen worden door mensen die daartoe wettig bevoegd zijn, bijvoorbeeld omdat ze zijn gekozen."


Commentaar:
Ik denk niet dat het correct is dat mensen het best door steeds weer ge-update wetten geregeerd moeten worden, en dat de "gekozenen" daartoe bevoegd zijn, of zouden moeten zijn.

Het beste in deze, de moderne, tijd is dat de meest geschikte staatsinrichting bepaald wordt aan de hand van de door middel van logica achterhaalde en op wetenschappelijke manier beschreven, inzichten volgens welke de mensenmaatschappij werkelijk werkt. Dat heeft in de eerste helft van de 19de eeuw geresulteerd in het liberale programma voor de inrichting van de maatschappij, neergelegd in de grondwetten van een groot aantal moderne staten, waaronder Nederland. Die grondwetten moesten als legislatief anker dienen. En vooral moesten ze de macht van de staat inperken. Ludwig von Mises zei hierover: De 19de eeuwse ontwerpers van de liberale grondwetten wisten dat ongeacht de vorm van de staat, of die nu bestuurd wordt door de gekroonde hoofden van het ancien régime, of door een dictator als Bonaparte of door moderne "democratische" politici: de staat heeft hoe dan ook de neiging zijn werkingsgebied voortdurend uit te breiden.

Vrijwel alle problemen die we vandaag hebben zijn het resultaat van het feit dat we het ankertouw gekapt hebben en steeds verder afwijken van dat heilzame liberale program. Het immer groeiende aantal wetten en de prolifererende "regelgeving" zijn symptomen van de ziekte, want ze zijn het resultaat van het interventionisme van de staat. "De staat" is nu een ding dat wordt bevolkt door politieke partijen die tegelijk met de macht van de staat hun eigen macht steeds verder willen uitbreiden. Die uitbreiding gaat letterlijk op kosten van de individuele burger.

Citaat 2) "Plan-B is een succes geworden, en heeft geleid tot de moderne techniek, wetenschap en verzorgingsstaat."

Commentaar:
De verzorgingsstaat moet niet gezien worden als een verworvenheid van de westerse samenlevingen. Het is wat ons wurgt. Het past de status-quopolitici prima dat de rebellen van onder andere de PVV de welvaartsstaat koste wat het kost willen behouden. Met die welvaartsstaat handhaven de partijen zich in de macht. Zo kunnen ze de staat als immense geldpomp behouden. Zo kopen ze de stemmen van degenen die ze andermans geld toestoppen.

Als we er in slagen de verzorgingsstaat weg te doen zal dat als een enorme bevrijding aanvoelen. De ene helft van de bevolking hoeft dan niet langer krom te liggen voor het welzijn van de andere helft: een zeer onnatuurlijke situatie. De welvaartsstaat is onrecht; laissez-faire staat gelijk met de rechtvaardigheid van de markt.

zaterdag 28 juni 2014

Oorlogsdreiging als pro EU argument


Wanneer eurocraten zeggen dat de EU een noodzaak is omdat anders het weer tot oorlog komt in Europa roepen de eurosceptici meestal dat dat onzin is, maar slagen er niet in daar veel meer over te zeggen.

In feite is het geen onzin. De EU werd ooit gevormd omdat de lidstaten terecht bevreesd waren dat ze met hun binnenlandse stimulerings- en subsidiëringsactiviteiten elkaar schade zouden berokkenen en de ergernis daarover de verhoudingen tussen de staten van Europa negatief zou beïnvloeden. De landbouwsubsidies zijn een goed voorbeeld. De invoering van subsidies – en daarna de productiebeperkingsmaatregelen – voor bijvoorbeeld melk werden in Nederland verdedigd met het argument dat “ze in Duitsland de boeren ook subsidie geven en die kunnen onze boeren nu kapot concurreren.” Interventies op economisch gebied met als doel de eigen kooplieden te helpen hebben nu eenmaal vaak als effect dat ze de kooplieden van de buurlanden-cum-handelspartners benadelen. In Europa in het laatste kwart van de 19de eeuw begon deze politiek met het aan-de-staat-trekken van de handel in vreemde valuta. Carl Menger en Ludwig von Mises zagen in de economische politiek van vooral het Duitse Rijk tijdens de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog en nog meer in het Interbellum een belangrijke oorzaak van afglijden van Europa van een toestand van vreedzame co-existentie naar een rampzalig tijdperk van oorlogen en bloedige revoluties.

Is het dan zo dat de staten van Europa dus een unie vormen omdat ze anders onherroepelijk met elkaar in oorlog zouden raken? Is er geen alternatief voor een supra-nationale staat die de onderlinge vrede garandeert? Die conclusie is niet gerechtvaardigd. Immers, ze hebben, in theorie althans, de keuze om niet in de economie te interveniëren en laissez-faire te praktizeren. Alleen in een situatie van internationaal heersende vrijheid van handel en verkeer kunnen de staten van Europa als een groep onafhankelijke staten naast elkaar voortbestaan.

Alleen, de liberale eis dat staten zich zouden onthouden van economisch interventionisme en van het ondermijnen van de munteenheid was blijkbaar een brug te ver voor de politici. Interventionisme maakt van het type van de politicus een belangrijker maatschappelijk figuur dan de ondernemer, en de verleiding om dit gehate sociale typus voorbij te streven in invloed en belangrijkheid en bij het volk geliefder dan dezen te worden was te groot. Zo zijn we van een tijd van vrije concurrentie en gezond geld en met rust gelaten prijzen en lonen beland in het tijdperk van centrale banken en van de "geleide economie waarin de overheid regels stelt aan de markt". In die gereguleerde markt onttrekt de staat enorme hoeveelheden geld aan de voorheen vrije economie om die te gebruiken naar de – beperkte – inzichten van de politieke kaste, lees: om daarmee de steun van complete segmenten van het electoraat te kopen. Dit geld zou anders volgens bekende economische wetmatigheden daar worden geinvesteerd waar het op de meest doelmatige manier zou zijn ingezet. Alleen daar waar het voor investering beschikbare kapitaal volgens zuiver economische oogmerken van winstgevendheid wordt gebruikt is er een maximale prikkel om te produceren volgens de wensen van de consument, naar bevrediging van zijn behoeften: het doel van een economie, en naar minimale verkwisting van niet onuitputtelijke hulpbronnen.

Het argument dat de EU nodig is om de vrede in Europa te garanderen moet men dus niet tegemoet treden door geroep van "Dat is kwalijke onzin van die ondemocratische euro-elite," maar door te pleiten voor terugkeer van de staten van Europa naar laissez-faire in economische politiek, naar gezond geld, en gezonde staatsfinanciën. Het eerste vereist een einde aan de zg. welvaartstaat, het tweede een eind aan het verschijnsel centrale banken met hun kredietinflatie en vervalsing van economische indicatoren, en wat het laatste betreft moet de omvang van de staat van de huidige 50 à 60 procent van BBP terug naar een ideaal van minder dan tien procent van BBP. Zo was de normale situatie voor de Eerste Wereldoorlog, voor we getroffen werden door de socialistische storm.

donderdag 12 juni 2014

John Browne zegt waar het op staat

John Browne's column op de site van Peter Schiff gaat over het boek van Piketty. Ik vind hem zo belangrijk dat ik hem hier integraal weergeef. Voor het gemak heb ik hem vertaald.


Wordt ongelijkheid veroorzaakt door Kapitalisme of Étatisme?
Door:
John Browne
Woensdag 11 juni, 2014

  De Franse econoom Thomas Piketty heeft wereldwijd naam gemaakt door het promoten van de stelling dat het kapitalisme de oorzaak van de groeiende economische ongelijkheid is. Helaas heeft hij gedeeltelijk gelijk. Echter, de belangrijkste onderscheiding die Piketty en al zijn aanhangers hebben gemist is dat in de afgelopen decennia staatskapitalisme en niet vrijemarktkapitalisme heeft geheerst in 's werelds grootste democratieën. Het is deze misplaatste poging om de macht van de staat te verbinden met het privé-eigendom van kapitaal geweest, die heeft geleid tot een explosieve groei van economische ongelijkheid. Als het publiek niet bewust van het onderscheid kan worden gemaakt, riskeren we opgave van het enige systeem dat in staat is om daadwerkelijke verbeteringen voor de overgrote meerderheid van de mensen te creëren.

In zijn boek 'Kapitaal in de 21e eeuw', plaatst Piketty, net als Karl Marx in 'Das Kapital', het scharnier van economische spanning op de vermeende tegenstelling tussen de concurrerende belangen van arbeid en kapitaal. Hij is van mening dat "het kapitalisme automatisch willekeurige en niet vol te houden ongelijkheden genereert, die de meritocratische waarden waarop democratische samenlevingen zijn gebaseerd radicaal ondermijnen." Echter, dit kan alleen werkelijkheid worden als vrije markten worden beheerst, of vervormd, door de oprichting van monopolies, of dit nu bedrijven in privé-eigendom of staatsbedrijven zijn.

In het begin van de twintigste eeuw waren Amerikaanse regeringen alert op de vernietiging van vrije markten door monopolistische kartels en namen sterke anti-trustwetten aan om hun macht te beteugelen. De Verenigde Staten hadden daarna sterke economische resultaten in de eerste drie decennia van de 20e eeuw. In tegenstelling hiermee, gebruikten de socialistische regeringen van na de Tweede Wereldoorlog in Groot-Brittannië publieke middelen om staatsmonopolies, vergelijkbaar met die welke in de Sovjet-Unie bestonden te creëren. Dit resulteerde in dramatische economische achteruitgang, die voortduurde tot in de jaren 1980, toen het Verenigd Koninkrijk werd gered door de vrijemarktpolitiek van Margaret Thatcher. Haar centrale strategie was om de individuele vrijheid te herstellen door het breken van staatsmonopolies en het verminderen van de dwingende controle van de vakbonden. Haar acties ontketenden een heropleving van de welvaart in Groot-Brittannië, die in veel andere landen werd geïmiteerd. Haar beleid werd met name enthousiast aangenomen door landen die pas kort daarvoor het juk van het Sovjet-communisme hadden afgeschud, zoals Polen. Polen is nu een van de sterkste economieën in Europa.

De geschiedenis biedt voldoende bewijs dat wanneer vrijemarktkapitalisme toegestaan wordt goed te functioneren, het enorme nationale welvaart met veel werkgelegenheid, een sterke munt en een stijgende levensstandaard genereert. Het is pas wanneer de staat de vrije markt eerst manipuleert en dan reguleert dat het kapitalisme faalt. Echter, het kapitalisme krijgt meestal de schuld voor het falen van dit étatisme.

Piketty beweert dat het kapitalisme "inherent instabiel is, omdat het welvaart en inkomen geleidelijk in de tijd zich laat concentreren, en resulteert in een verarmde meerderheid ...." Hij beveelt zelfs aan een internationale vermogensbelasting en hogere belastingen van meer dan 80 procent in te stellen, met het doel de besparingen te herverdelen in plaats van te investeren. Dit zou in wezen een staatsmonopolie op bezit betekenen. Maar nogmaals, de geschiedenis heeft de neiging om aan te tonen dat staatsmonopolies armoede voor iedereen creëren, behalve voor de politiek verbonden elite.

Zelfs de Sovjet-Unie, een militaire supermacht, werd op de economische knieën gebracht door staatsmonopolies. De secretarissen van de Communistische Partij Andropov en Gorbatsjov werden gedwongen tot de erkenning dat vrije markten in Rusland moesten worden ingevoerd. Dit leidde tot 'Perestroika' en 'Glasnost' en het vrijgeven van de markten in Rusland.

Door te concluderen dat het kapitalisme, zelfs als het zich beperkt tot een klein aantal landen, zal leiden tot toenemende armoede onder de massa's over de hele wereld, zouden veel cynische waarnemers kunnen concluderen dat Piketty's boek een zorgvuldig gepland pleidooi is voor een gooi naar mondiaal socialisme zoals dat voor het eerst door de bolsjewistische Komintern werd geprobeerd. Sommigen concluderen dat een dergelijke stap zou kunnen worden aangevoerd door internationale instellingen als de VN en het IMF.

Om zulk een – inherent impopulaire – mondiale macht te bereiken, moeten de nationale elites samenwerken om een zodanig niveau van economische chaos en menselijk lijden teweeg te brengen dat mensen, wanhopig geworden door ineffectieve democratie, op zoek gaan naar een sterke, wereldomspannende overheid als een welkome oplossing. Om dit doel te bereiken moeten de economische problemen en het menselijk lijden extreme en door nationale regeringen schijnbaar niet langer op te lossen vormen aannemen. Door de fiatvaluta's te blijven ondermijnen en te vernietigen, en tegelijk te voorkomen dat markten uit zichzelf genezen, doen centrale banken over de hele wereld hun deel om deze voorwaarden te creëren.

Echter, degenen die op zoek zijn naar sterke wereldwijde overheid, moeten beseffen dat dit waarschijnlijk zal leiden tot een wereld van extreme ongelijkheid en een toestand waarin effectieve oppositie onmogelijk zal zijn. Dit is de fascistische werkelijkheid achter het knuffelige en betrokken imago dat Piketty de economische loodsster van een nieuwe generatie heeft gemaakt. Deze valse oriëntatie zal moeten worden gecorrigeerd, anders zullen de armen van de wereld veel meer dan noodzakelijk moeten lijden.

zondag 1 juni 2014

De coup in Thailand

De militaire coup in Thailand is het directe gevolg van de onlusten en ernstige verdeeldheid in het land. De politieke partijen "kwamen er niet uit", zo wordt meestal gezegd. Dat is niet onjuist, maar volgens dit blog komen die verdeeldheid en die onlusten direct voort uit het democratisch systeem dat in een westers georiënteerd ontwikkelingsland vaak min of meer verplicht wordt ingevoerd. Want wat is het alternatief? Een dictatuur? Communisme?
Maar wij stellen de vraag, Heeft democratie dan geen nadelen? Is het het ideale regeringsstelsel?
Hét grote nadeel van een democratisch systeem is dat het volk op een gegeven moment merkt dat de politici bereid zijn hun  van andere burgers afgenomen geld en goederen toe te stoppen, in ruil voor hun stemmen. Perón in Argentinië, Roosevelt in de VS, de socialisten bij ons, en in Thailand was dat die meneer Thaksin. Allemaal komen ze vroeg of laat op het lumineuze idee om de steun van  de kiezers te kopen met geld dat ze - legaal, want het is de regering die de diefstal pleegt - van de het productieve deel van de bevolking hebben afgenomen. Daarmee begint het afglijden van het democratisch regime naar een  stelsel gebaseerd op pure roof. Want heeft het volk eenmaal begrepen dat ze "can vote themselves money" dan is er geen weg terug meer. De mensen blijven stemmen voor de partij die hun het geld van anderen belooft, want vrijwel ogenblikkelijk zijn ze verslaafd aan de heroïne van de "inkomensoverdracht". De tegenstellingen tussen de politieke bewegingen en politieke partijen zijn, nadat enige tijd verstreken is, verworden tot een poppenkast - een misleidend politiek spel, dat moet verhinderen dat het uitgemelkte deel van de bevolking merkt dat alle politici aan hetzelfde spelletje meedoen. Want dan hebben degenen die aanvankelijk weerstand boden ontdekt dat meedoen met het roofspel de enige manier om de macht te veroveren en te behouden. De  subsidies die partijen gebruiken om kiezers permanent aan hun partij te binden groeien uit tot een stelsel van permanente inkomensoverdracht: de welvaartsstaat.
Maar dit is geen stabiele toestand. De geroofde middelen worden niet langer geïnvesteerd maar door de politici uitgedeeld en dus consumptief besteed en het land verarmt. De levensstandaard, die in de tijd vóórdat cruciale besparingen werden afgetapt een stijgende lijn vertoonde gaat nu dalen. Dit zou de uitgemelkte arbeiders en ondernemers wakker moeten schudden, maar geen nood. De rovende elites in het westen hebben hiervoor een probaat middel ontdekt: Door manipulatie van de geldhoeveelheid, zeg maar het opzettelijk creëren van inflatie, kun je die verarming lange, lange tijd aan het zicht onttrekken en kun je, in geval van nood zelfs direct waarde van de mensen hun spaarrekeningen naar de staat sluizen. Zo gaat het spel door tot de middenklasse, ontstaan in de tijd van vrijheid en intacte eigendomsverhoudingen, aan de bedelstaf is geraakt, en er alleen nog een uiterst klein aantal superrijken - de politici en hun vrinden en bondgenoten - en een enorme massa verarmden en berooiden over is.
In Thailand was het al niet meer mogelijk een meerderheid van de mensen ervan te overtuigen dat stemmen voor Thaksin's partij erop neerkwam dat het land in dezelfde rampspoed terecht zou komen die Japan en het westen getroffen heeft -  het westen waar de neergang steeds duidelijker en steeds heftiger wordt en waar ze over niet al te lange tijd zal resulteren in autoritaire of zelfs totalitaire onderdrukking. Maar in Thailand bleken de reflexen van de elite nog redelijk intact. Ze zagen wellicht met het voorbeeld van de rotting van het westen voor ogen de ramp aankomen, vandaar de verbanning van Thaksin en nu het opzij schuiven van zijn zuster.

zondag 23 februari 2014

Thailand als microkosmos van westerse problemen

Thailand biedt al enige tijd de aanblik van een land met wat politieke problemen. We horen over straatgevechten tussen de rooien en de gelen, een ex-premier die verbannen wordt en als zijn zuster vervolgens de fakkel overneemt, opnieuw gevechten en de eis dat ook zij opstapt. En dan dreigt er een coup en moet de legerleiding ontkennen dat ze iets in de zin hebben. Maar waar gaan deze conflicten eigenlijk over?
Thailand is een land dat zich in ontwikkeling bevindt. Het is bezig zich te industrialiseren. Net als de overige landen in de regio lijkt het een zekere welstand te hebben bereikt. In 1988 leefde nog 65% van de bevolking onder de armoedegrens; in 2011 nog maar 13%. Die (relatief nieuwe) levensstandaard wordt door de onrust bedreigd. Als de onrust doorzet kan al het productief geïnvesteerde kapitaal geheel of gedeeltelijk verloren gaan. Net als in het Westen is het de funeste dynamiek van democratische politiek die de bron van de problemen is. In de electorale rivaliteit tussen de politieke partijen wint degene die met interventionistische maatregelen nog die paar laatste stemmen binnen kan halen die de partij over de streep trekt en de macht binnen bereik brengt - en vergeet de gevolgen op lange termijn. Je hoopt het beste voor dit land met zijn vriendelijke bevolking, maar je vreest met grote vreze omdat ze de verkeerde afslag die het Westen bezig is te nemen in de richting van socialisme en interventionisme, en waar in geldnood verkerende regeringen afglijden naar repressieve maatregelen op fiscaal en monetair gebied jegens de eigen burgers, ook lijkt te gaan nemen.
Dit soort voorgevoelens worden er niet beter op als je leest over het fout gelopen rijst-inkoopplan verzonnen door de partij van premier Yingluck Shinawatra. De staat zou rijst tegen sterk verhoogde prijzen inkopen van de boeren in het zuid-westen van het land. Die rijst zou ze vasthouden in opslagplaatsen om zo een tekort op de wereldmarkt te veroorzaken. Tegen de sterk opgelopen prijzen moest het spul dan met flinke winst weer afgezet worden. Goed plan. Woekerwinsten voor de staat en de boeren blij en voorgoed electoraal aan de partij gebonden. Partijen zijn er ook in Thailand op gebrand bepaalde kiezersgroepen afhankelijk te maken van de politiek, liefst van hún partij. Daarop hebben het CDA bij ons en in de VS de Democraten blijkbaar niet het patent op. Daar én hier gebruiken politici subsidies zoals drugsdealers heroïne. Alleen liep het niet zoals gepland omdat kopers in het buitenland gek genoeg uitweken naar andere rijstexporteurs in de regio. Die hadden zich op de komende tekorten voorbereid. De markt stak er een stokje voor, zou je kunnen zeggen. En toen ontstond er dus een enorm verlies voor de Thaise staat en zit er nu een groot gat in de begroting. Briljant.
We zullen het beste er maar van hopen voor het land van de glimlach. Maar het kan alleen goed komen in de wereld als burgers weten te verhinderen dat politici dit soort waanzinnige interventies ondernemen. Helaas zijn stomme en repressieve maatregelen nu gemeengoed in het overgrote deel van de landen op de aardbol.

donderdag 20 februari 2014

We moeten weg uit de EU

De EU is een samenwerkingsorgaan voor de politieke partijen die gewoonlijk de dienst uitmaken in de lidstaten. Doel is elkaar te helpen bij de handhaving van het economisch interventionisme. Het doel is níet handhaving van een vrije maatschappij voor vrije burgers. Als dat laatste het doel was, zouden de politici het kapitalisme en vrije markten verdedigen. Dat is het laatste wat ze willen. Omdat de meeste mensen een hogere levensstandaard nastreven, is het feit dat hun leiders hun land willen laten opgaan in zoiets als de EU voor hen zonder waarde. Integendeel, de politiek is in de loop van de laatste 30 à 40 jaar een directe bedreiging voor onze rijkdom geworden. Enorme bedragen worden ons volgens het principe van inkomensoverdracht afgenomen om de politieke partijen in staat te stellen sinterklaas te spelen en zich zo in het centrum van de macht te handhaven.
Nu heeft de EU ook een positie op het gebied van buitenlands beleid te verdedigen. Een ding als de EU is automatisch een grote speler op het internationale schaakbord. Het is voor Duitsland een groot voordeel zich bij het ontwikkelen van een positie als grote mogendheid achter een organisatie als de EU te kunnen verschuilen. Zit hierin dan niet toch niet iets van waarde voor ons als NL? Maar nu blijkt dat de EU van Frans Timmermans niet als tegenstander van Poetin of Rusland mag worden gezien in de Oekraïense troebelen. In een dergelijke situatie is er dus alleen een "diplomatieke" rol weggelegd voor de EU. Maar diplomatie zonder de macht om die diplomatie inhoud te geven, en zonder de wil om die macht eventueel te gebruiken is nutteloos. Ze is zelfs schadelijk, want de oproepen en dreigingen irriteren zonder dat je er voordeel van hebt. De tegenstander die weet wat hij wil kan zijn gang gaan; de EU is een papieren tijger.
Daarmee vervalt dus ook dit voordeel van een lidmaatschap. De EU is nergens goed voor gezien vanuit het gezichtspunt van de Nederlandse burger. De enigen die er uiteindelijk voordeel van hebben zijn de politici.