zondag 26 juli 2015

"The Bell Curve" na twintig jaar

Charles Murray werd op AEI geïnterviewd omdat zijn samen met Richard Herrnstein geschreven inslaande boek "The Bell Curve" nu twintig jaar geleden verscheen. In het interview geeft hij aan dat de in het boek gedane voorspelling van een groeiende maatschappelijke tweedeling volledig is uitgekomen. De elite van mensen met een hoog IQ zou steeds meer samen gaan vallen met de groep met het meeste geld. Deze groep wordt er ook steeds beter in om rijk te blijven, d.w.z. hun voordelige positie te consolideren en niet meer uit handen te geven. Onderaan de sociale ladder zitten de mensen met een baan waarvoor geen hoge intelligentie vereist is, maar het is de tussenliggende groep van white-collar werknemers die het hardst getroffen is door de komst van computers en waarin steeds minder goed betalende banen te vinden zijn. Het resultaat is een maatschappij die verdeeld is tussen de succesvolle elite en de rest met een diepe kloof tussen beide.
Deze trends zijn inderdaad in de VS en Europa te constateren, maar qua aangevoerde oorzaken en oplossingen ziet deze blog Murray plotseling uit de bocht vliegen. Want wat stelt hij voor hieraan te doen?
Omdat hij denkt dat de oorzaak te vinden is in de technologische ontwikkelingen van de laatste decennia en omdat verschillen in intelligentie relatief onveranderlijk zijn meent hij dat er niet te ontkomen is aan een door de overheid gegarandeerd inkomen voor iedereen. Met een gefixeerde garantie kun je de nu nog tussen overheid en ontvangers geplaatste welvaartsbureaucratie wegdoen, meent hij. Mij lijkt dit een onjuiste redenering.
Om te beginnen garandeert de overheid nu al iedereen een inkomen. Of je nu werkt of niet, de Staat "zorgt" voor je. Maar dat is nu juist het probleem. De staat heeft zelf geen geld, maar haalt dat via de belastingheffing op bij de werkenden en de bedrijven. Het resultaat is dat die vrijgevige staat enorm hoge lasten aan de maatschappij oplegt. Een vrijgevige overheid is noodzakelijkerwijs hetzelfde als een roofzuchtige overheid. Maar meer nog dan die drukkende lasten is het grote nadeel van dit systeem dat alle economische initiatief en arbeidzaamheid - eigenschappen die in het recente verleden de voorwaarden waren voor een groeiende economie en een stijgende levenstandaard - bestraft en afgeroomd worden. Als initiatief en hard werken niet langer veel opleveren gaan mensen dus kiezen voor uitkeringen trekken en initiatiefloos rentenieren. Met als gevolg kapitaalconsumptie en een dalende levensstandaard. Dit is de ware oorzaak van de groeiende tweedeling die Murray ziet ontstaan.
Ook is het een illusie te denken dat een overheidsbureaucratie kan worden afgeschaft als je de uitkeringen fixeert en garandeert. Op een bepaalde manier is die massieve overheid het doel van de oefening. Ze garandeert immers de macht en de invloed van de politieke partijen, die met behulp van patronage over ons heersen precies als de koningen-bij-de-gratie-Gods van het ancien regime van weleer. Zo alleen kunnen ze de gevestigde belangen dienen van gearriveerde bedrijven en, ja, van die rijke elite die de elite wil blijven.
Een echte oplossing voor die tweedeling is het herstel van de winstgevendheid van economische bedrijvigheid en zelfstandigheid, en is niet te vinden in vergroting van de afhankelijkheid van de staat, maar juist in een zo klein en goedkoop mogelijke staat.
In China heeft vergroting van de economische vrijheid gemaakt dat een land met een reusachtige arme boerenbevolking in korte tijd een moderne staat met een relatief rijke middenklasse werd. In het Westen is die middenklasse langzamerhand verdwenen als gevolg van het steeds verder inperken en beknotten van die vrijheid.
De tekortkoming van Charles Murray is dat hij geen oog heeft voor dit aspect van de vergaande sociale gevolgen van een vrij of onvrij economisch systeem.